Er was eens… Een knaapje die het licht wilde bezitten

Wat niet te plaatsen is in een ander forum.
Gesloten
Gebruikersavatar
Redactie
Redactie
Berichten: 10865
Lid geworden op: di mei 13, 2003 7:55
Locatie: Wezep
Contacteer:

Er was eens… Een knaapje die het licht wilde bezitten

Bericht door Redactie »

Ingezonden bericht

Er was eens, in een land hier niet ver vandaan, een knaapje die geloofde dat het licht van de wereld voor hem bestemd was. Niet het zachte licht van inzicht of liefde - nee, het felle schijnsel van aandacht dat in de ogen prikt maar niets verwarmt. Hij wilde niet verlichten, hij wilde verlicht worden. Hij was niet van koninklijke bloede, niet eens van bijzonder komaf - maar hij geloofde met zijn hele hart dat hij geboren was om te heersen.
Niet over landen of legers… nee, over meningen. Over gedachten. Over wat waar mocht zijn.

Als kind oefende hij voor de spiegel zijn glimlach van oprechte verwondering, en zijn blik van gekwetste onschuld, want hij wist al vroeg: wie mensen hun schuldgevoel of angst bezorgt, kan ze tot alles bewegen.

Toen hij groter werd, ontdekte het knaapje de kracht van woorden. Woorden konden als pijlen vliegen, als toverspreuken betoveren, en als rookgordijnen het zicht op de waarheid vertroebelen.
Hij begon te oefenen met woorden als een magiër met zijn staf.

Hij sprak over eerlijkheid, maar bedoelde gehoorzaamheid.
Hij sprak over vrijheid, maar bedoelde dat iedereen naar hém moest luisteren.

Vanaf het moment dat hij kon praten, oefende hij met woorden alsof ze wapens waren. Hij leerde hoe je ze kunt slijpen tot ze snijden, hoe je ze kunt laten glanzen tot ze verblinden.

Hij sprak over waarheid, maar bedoelde macht.
En met elke zin die hij uitsprak, leek zijn glimlach witter en zijn hart wat dunner te worden.

Hij groeide op in een dorp waar mensen aardig waren en het leven gewoon. Maar gewoon was niet genoeg voor hem. Hij wilde dat men zijn naam fluisterde bij de haard, dat zijn woorden echo’s werden in de straten. Hij wilde een rijk van geluid, niet van stilte.

En zo begon hij te bouwen. Niet aan huizen of bruggen, maar aan een leger van stemmen.
Trollen met toetsenborden.
Ridders met meningen als messen.
Lakeien die knikten bij elke zin en riepen:
“Wat ben je moedig! Wat ben je wijs!”

En het knaapje straalde, want hij geloofde wat ze zeiden. En zo groeide zijn gevolg: trollen met toetsenborden, ridders met meningen als zwaarden, en een leger van lakeien die elk van zijn woorden herhaalden - luider, bozer, en met meer uitroeptekens.

Het knaapje stond in het midden van dit alles, gehuld in een blinkend harnas van zelfvertrouwen,
waaronder zijn hart steeds kleiner werd.

Hij trok van dorp naar dorp en verspreidde zijn woorden als vuurwerk: schitterend, luid, en kortzichtig. De mensen keken omhoog, betoverd door de kleuren, en zagen niet hoe het vuurwerk as regende op hun huizen, hun vriendschappen, hun rust.

En waar anderen stilte zochten om te luisteren, zocht hij steeds grotere markten om te spreken. Hij vond een plaats waar hij kon spreken - een groot prikbord midden in het dorp, ooit bedoeld voor berichten van liefde, gevonden sleutels en buurtfeesten.
Maar het knaapje zag er een troon in. Elke dag hing hij er een nieuw pamflet, vol verontwaardiging, half-waarheden en sierlijke zelfverheerlijking.
En de beheerder van het prikbord - een oude man met een zwak voor opschudding - keek toe en zei:
“Laat hem maar, het brengt leven in de brouwerij.”
Zo werd de markt van woorden langzaam een slagveld.

Het knaapje ontdekte dat hij met genoeg lawaai elk gesprek kon winnen. Hij sprak zo snel dat niemand erdoorheen kwam. Hij mikte zijn woorden als pijlen, zorgvuldig, gepland. En als iemand probeerde te antwoorden, dan veranderde zijn stem - van honing naar azijn, van charme naar aanval.
Tot ook de sterksten zwegen.

De wijze mannen van het koninkrijk probeerden met hem te spreken.
Ze spraken van respect, van maat, van waarachtigheid.
Maar iedere keer als zij hun mond opendeden, trokken donkere wolken samen.
En het knaapje, met ogen die fonkelden van zelfrechtvaardiging, riep zijn legers op. En dan gebeurde het weer: een storm van woorden, zinnen als dolken, halve waarheden die klonken als klokslagen van rechtvaardigheid.
De mensen geloofden hem, want hij sprak met het gemak van iemand die zichzelf nooit in twijfel trok.
Wie hem wantrouwde, werd bestempeld tot vijand.
Wie hem tegensprak, werd publiekelijk verbrand - niet met vuur, maar met schaamte.

Woordenstormen volgden. Zinnen als bliksem, geruchten als regen, verontwaardiging als donder.
De mensen holden naar binnen - niet uit angst voor het weer, maar uit angst voor elkaar.

En terwijl de stormen voortdenderden, zat de beheerder van het prikbord rustig op zijn stoeltje.
Hij schonk zichzelf thee in, keek naar de chaos, en mompelde:
“Ach ja, woorden waaien wel weer over.”
Maar ze waaiden niet over.
Ze bleven hangen, als mist tussen de huizen.

Het knaapje genoot. Hij voelde de macht tintelen in zijn vingertoppen, zag hoe mensen elkaar begonnen te wantrouwen. Zijn naam was op ieders lippen - en dat was alles wat hij ooit had gewild.

Tot het gebeurde.
Het moment waarop het publiek begon te luisteren in plaats van te juichen. Ze hoorden niet langer zijn toon van overtuiging, maar de honger eronder. Ze zagen dat hij niet vocht voor waarheid, maar voor zichzelf. Dat zijn licht geen licht was, maar een fakkel die verbrandde wat hij aanraakte.

Langzaam, bijna onmerkbaar, begon het leger uiteen te vallen. De trollen legden hun toetsen neer. De ridders trokken hun meningen terug. De lakeien zwegen. En het prikbord, ooit vol lawaai, hing leeg en bleek in het ochtendlicht.

Het knaapje kwam nog één keer naar het plein. Hij keek naar de lege plekken waar ooit zijn woorden hingen en zei zacht: “Waar is iedereen gebleven?”

Niemand antwoordde.
Alleen de wind, die zijn stem meenam over de velden, fluisterde iets terug wat niemand begreep.

Hij probeerde nog te roepen, nog één laatste keer, maar het leek alsof de lucht zijn woorden niet meer droeg. Zijn echo vond geen muur meer om op te weerkaatsen. En zo bleef hij achter in zijn eigen stilte - die hij zelf had geschapen, en die hem nu verzwolg.

Het dorp keerde langzaam terug naar rust.
De mensen leerden opnieuw spreken, niet om te overtuigen, maar om te verbinden. Ze hingen weer berichten op over liefde, muziek, en verloren sleutels.

En af en toe, als iemand een vreemde glans aan de hemel zag,
fluisterde men:
“Dat is vast het laatste stukje licht van het knaapje…
het licht dat hij zo graag wilde bezitten,
maar nooit begreep.”

En als de wind uit het noorden waait,
en de lucht een beetje naar onweer ruikt,
dan zeggen de oudsten van het dorp nog altijd:
“Pas op met wie zegt het licht te dragen.
Sommigen bedoelen alleen de schijn en hun licht laat altijd schaduwen achter”
Oldebroek.net - Door, voor en van inwoners uit de gemeente Oldebroek.
Gesloten